Jimmy Creed (06-05-2007)

Bos en Duinschool, Bloemendaal

 

September 2012

Inleiding Leespraat:

Jimmy werkt met de Leespraat methode. Een communicatie methode, speciaal ontwikkeld voor kinderen met Downsyndroom, die kinderen leert lezen én praten. Het programma werkt van visueel naar auditief en van globaal naar analytisch. Het programma kan op jonge leeftijd worden gestart en is een doorgaande lijn van de eerste woordjes tot en met het technisch en begrijpend lezen op school.


Leespraat is een communicatie programma. De kracht van Leespraat ontstaat wanneer geschreven woorden zoveel mogelijk in de natuurlijke situaties wordt ingezet, zowel thuis als op school. Het lezen moet functioneel en dicht bij de belevingswereld staan.

In plaats van alleen te praten (auditief), schrijf je het ook op (visueel). Het auditieve aspect wordt slechter verwerkt en vervliegt. Het visuele kanaal werkt bij deze kinderen veel sterker en het vervliegt niet, woorden en zinnen kunnen worden nagelezen. Maak veel gebruik van een (white) bord. Verhelder een verhaal door korte zinnen op te schrijven, maak regels helder door ze op te schrijven enz.


Globaal leesprogramma

  • Jimmy heeft inmiddels een grote globaal-leeswoordenschat van zo’n  150 woorden. Hij pakt de woorden erg goed op. Woorden zijn hem aangeleerd middels matchen, kiezen en benoemen. Nieuwe woorden worden nog steeds aangeleerd, maar het aanleren van globaalwoorden staat nu wel op een lager pitje. De leeswoordenschat die hij ontwikkeld heeft, kan gebruikt worden om allerlei verdere Leespraat oefeningen mee te doen: visuele en auditieve analyse, zinnen lezen en maken, werken met woorddelen.

     

  • Naast gebruik van de Leeswoordenschat worden steeds vaker woorden opgeschreven en werkjes mee gedaan die Jimmy niet globaal zijn aangeleerd.

 

Visuele analyse

  • Jimmy kent inmiddels vrijwel alle letters, maar deze moeten nog wel herhaald worden. Letters zijn aangeleerd middels matchen, kiezen en benoemen. We blijven de letters flitsen. Jimmy heeft geleerd woorden visueel te sorteren op eerste en op laatste letter. Hierdoor leert hij steeds beter naar woorden te kijken, zodat hij geen radende lezer wordt.

     

  • Jimmy leert nu de dubbelklanken: ui, ie, ei, oe enz. Vervolgens leert Jimmy woorden te sorteren met deze tweeklanken.

 

Auditieve training

  • Jimmy heeft geleerd woorden auditief te sorteren op eind- en beginklank. Jimmy is auditief relatief goed, dus dit is geen lastige stap voor hem.

     

  • Zodra hij het visueel vlot kan, gaan we oefenen met auditief sorteren op tweeklanken: ui, ie, ei, oe enz.

     

  • Andere auditieve oefeningen die we regelmatig doen is de volgende: Bijvoorbeeld:  woorddeel boe- neerleggen en de losse letters: r, f, m, k, l. En dan vragen aan Jimmy: maak boek. Hij moet dan goed luisteren naar wat je vraagt en de goede letter er achter zoeken. Dit doen we ook met 1e letter en met middenklanken.

     

  • Naast deze auditieve oefening laten we Jimmy eerst een wisselrijtje van deze woorden lezen: boer – boef – boem – boek – boel. Wisselrijtjes dienen wel betekenisvol te zijn.

 

Beter praten en communiceren

  • Woorden die Jimmy kan lezen maar niet goed uitspreekt (wanneer hij er wel de klanken voor in huis heeft) kan Jimmy beter leren uitspreken dmv de ‘omdraai methode’. Jimmy praat behoorlijk goed voor een kind met Downsyndroom, dus dit kan zeer effectief bij hem werken.

    Voorbeeld van het woord ‘olifant: Leg de woorddelen: o li fant neer en zeg  per woorddeel hoe hij het moet uitspreken. Draai daarna het laatste woorddeel om en laat hem het woord opnieuw uitspreken, totdat hij het hele woord goed uit zijn hoofd uitspreekt, met alle lettergrepen. Dan wordt er een kaartje met voor elk woorddeel een stip gemaakt als een reminder. Of geef het woord aan d.m.v. het juiste aantal vingers. Werk aan één woord tegelijkertijd en zorg dat hij dit woord in zijn spontane taal goed blijft uitspreken. Dan pas voor een nieuw woord kiezen.

  • Juiste zinnen leren gebruiken kan geoefend worden op dezelfde manier: Bijv.: mag ik op de computer? Elk woord wordt op een woordkaart geschreven. Draai het laatste woord om, enz. Net zolang totdat hij de hele zin uit zijn hoofd kan zeggen en zorg ervoor dat hij het in zijn spontane taal gebruikt. Vervang de omgedraaide woordkaarten voor stippen of vingers als reminder. Ook hierbij geldt: één zin per keer.

     

  • Maak Jimmy bewust van zijn eigen taaluitingen door ze op te schrijven. Zo nodig kan een zin langer c.q. completer gemaakt.

     

  • Geschreven taal kan worden ingezet om Jimmy begrippen aan te leren. Dit komt bij kinderen met Downsyndroom vaak sterker binnen dan auditieve taal. Bijvoorbeeld bij rekenbegrippen, maar ook bij zaakvakken / wereld oriëntatie.

 

  • Communicatie kan voor Jimmy worden verduidelijkt door geschreven taal, bijvoorbeeld door een gebeurtenis die hij wil vertellen samen met hem op te schrijven en dit samen te lezen zodat het een logisch samenhangend verhaal wordt, wat andere kinderen ook begrijpen. Dit kan op school ook goed in de klas gebeuren of vanuit huis worden voorbereid.

Voorbeeld:
ik ben gevallen
gevallen op de stoep
mijn knie doet pijn
mama geeft een kus
ik ben weer blij

 

  • Door ‘regels’ op te schrijven, leert hij deze beter onthouden en toe te passen.

     

  • Takenlijstjes, dagritmes kunnen hem in geschreven taal verduidelijkt worden. Bijvoorbeeld: kring – werken – buiten spelen – eten enz. Minimaliseer het gebruik van picto’s, gebruik zoveel mogelijk geschreven taal.

     

  • Begrijpend lezen van een boekje wordt bevorderd door het eerst samen op te lezen en hem er dan vragen over te stellen en samen een samenvatting hiervan op te schrijven. Ik vraag, hij antwoordt en ‘dicteert’.

     

  • Maak veel ‘lees kilometers’ en zorg ervoor dat Jimmy begrijpt wat hij leest. Dit kan bijv. geoefend worden door een zin bij een passend plaatje te matchen, een geschreven zin/tekstje uit te voeren (aai de hond) of door korte vragen te stellen over wat hij leest. Ook deze vragen kunnen weer uitgeschreven worden.

     

  • Het schrijven van eigen teksten kan Jimmy enorm helpen bij zijn communicatie. Jimmy vertelt, de begeleider schrijft het op in juiste zinnen. Ook het samen schrijven n.a.v. een praatplaat kan hem helpen beter te leren vertellen.

     

  • Leer Jimmy zelf goede zinnen te leren maken door woordkaarten. Dit kan  door zinnen in juiste volgorde te leggen (kan ook met plakwerkjes), maar bijvoorbeeld ook de juiste werkwoordsvorm te gebruiken: ik help papa, Jimmy helpt papa, wij helpen papa, wij hebben papa geholpen.

     

  • Oefen veel met betekenisvolle wisselzinnen.

     

  • Het combineren van informatie is vaak lastiger, doordat het auditieve geheugen vaak zwakker is ontwikkelt. Ondersteun Jimmy hiermee door de informatie op te schrijven, bijv. ‘pak de grote dikke blauwe driehoek’. Door de informatie eerst (samen) op te lezen, wordt dit beter in het geheugen vast gezet.

 

Tweede strategie: herkennen van woorddelen

Om zelf vlot nieuwe (langere) woorden te leren lezen (en beter te leren praten), leren we kinderen met Leespraat het herkennen van woorddelen aan, visueel en auditief. Dit is de belangrijkste strategie binnen Leespraat, omdat de kinderen uiteindelijk vnl. nieuwe woorden leren lezen door het herkennen van woorddelen. Dit zijn medeklinkercombinaties, rijmdelen en lettergrepen aan het begin, midden of het eind van een woord. De woorddelen kunnen worden aangeleerd middels matchen, kiezen en benoemen. Vervolgens leert Jimmy woorden visueel en auditief te onderscheiden. Dit kan bijvoorbeeld heel goed met werkbladen (wat het zelfstandig werken bevordert) of door woorden te sorteren in bakjes.

Een leuke manier om met lettergrepen aan de slag te gaan is door samen bijvoorbeeld twee- of drieklaps woorden uit zijn leeswoordenschat op te schrijven, door te knippen, door elkaar heen leggen en hem vragen een bepaald woord te maken. Jimmy pakt het werken met woorddelen al heel goed op.

Ook verkleinwoorden en het woorddeel ‘je’, past hier binnen thuis. Laat Jimmy focussen op het woorddeel ‘je’ (bijv. door matchen, kiezen, benoemen) en voeg het woorddeel toe aan woorden uit zijn leeswoordenschat. Bijv. ‘hondje’. Je kan ook eerst samen wat woorden opschrijven, deze doorknippen en vragen: ‘maak: hondje’. Soortgelijke oefeningen zijn mogelijk met ‘ge’ woorden. Bijv. van ‘lopen’ maak je ‘gelopen’.

Het werken met woorddelen geeft veel inzicht in woorden, zowel bij het lezen, maar ook bij het spreken (zie boven bij omdraaimethode).

Deze tweede strategie is een belangrijke strategie binnen Leespraat. We proberen hiermee te voorkomen dat het kind lange woorden auditief gaat synthetiseren (spellend lezen). Dit gaat vaak mis bij kinderen met Downsyndroom. Als ze het al leren  blijven kinderen te vaak ‘hangen’ in het spellend lezen en begrijpt het aan het eind van een zin niet meer wat er aan het begin stond. Binnen Leespraat leren we kinderen dus woorddelen te herkennen en te synthetiseren, omdat hiermee kortere deelstappen worden gemaakt dan wanneer hij alle letters moet verklanken. Wanneer Jimmy uiteindelijk goed woorddelen heeft leren herkennen is het niet meer nodig spellend te leren lezen, het is zelfs af te raden.

Kortom:

Ontwikkeling van leesvaardigheden:

  1. Globaalwoorden blijven aanleren (fase 2)
  2. Dubbelklanken aanleren en visuele analyse toepassen (fase 3)
  3. Werken aan herkenning van woorddelen (fase 4, doorlopend naar fase 5)

Auditieve training

  1. Woorden auditief sorteren op middenklank
  2. Juiste letter (eind-, begin- of middenklank) bij woorddeel leggen

Praten en communiceren

  1. Zinnen intrainen en woorden beter leren uitspreken dmv omdraaimethode
  2. Begrippen aanleren
  3. Takenlijstjes, regels, dagritme met woordbeelden
  4. Teksten maken, zinnen lezen, begrijpend lezen